Geschiedenis
De Graaf Ottogroep – Al heel lang paraat
De Graaf Otto is een scoutinggroep waarvan de jeugdleden allemaal jongens zijn. Voor 1973 was het heel gebruikelijk dat scoutinggroepen ongemengd waren. De Graaf Otto groep had in die tijd sterke banden met de Hamalandgroep, dat van oorsprong een meisjesgroep is. Onze scoutinggroep bestaat uit ongeveer zestig leden en is naar leeftijd in groepen verdeeld. Er is een welpenhorde, een verkennertroep en een rowanafdeling. Ieder groep heeft een eigen groep leiders. Daarnaast is er een bestuur dat onder andere zorgt voor de financiën en het scoutinggebouw.
Met de jongens spelen we het spel van verkennen, al meer dan 100 jaar geleden ontwikkeld door Lord Baden Powell. In een aan de tijd aangepaste vorm spelen we dit spel nog steeds. Er wordt met de jongens veel buiten gespeeld; we houden van kamperen en speurtochten lopen. Een kampvuur is leuk om bij te zingen of om een broodje te bakken. We leren ook graag dingen als knopen en koken en allerlei bouwwerken maken van hout. We werken graag in de natuur, willen er iets van leren en ook iets voor doen, zoals het maken van nestkastjes. Maar we hebben vooral plezier met elkaar.
De Graaf Otto groep is opgericht in 1945, maar de geschiedenis gaat nog verder terug.
Op 27 februari 1916 kunnen we in de krant ‘De Graafschapbode’, dat toen nog een weekblad was, lezen:
Woensdagavond zal alhier officieel de afdeeling Doetinchem van de Ned. Padvindersvereeniging worden opgericht. Deze installatie-avond gaat gepaard met een propagandalezing van den heer Schaap uit Den Haag en lichtbeelden van baron van Pallandt aldaar. Ongetwijfeld zullen velen van de installatie getuigen willen zijn. Hiertoe kunnen ze zich in den boekhandel van den heer Wink om een introductiekaart vervoegen. Een advertentie in dit nummer geeft nadere inlichtingen.
En in het zelfde nummer de stond advertentie
NEDERL. PADVINDERS-VEREENIGING.
Afdeeling Doetinchem
_________________________
Installatie-avond en Propaganda-lezing
Door den Heer J.F. Schaap, Troepenleider, ’s Gravenhage,
met lichtbeelden van baron Ph. v. Pallandt van Eerde te ’s Gravenhage,
op WOENSDAG 1 MAART a.s. ’s avonds ½ 8 uur, in de Societeit “De Vriendschap”.
Entree vrij op vertoon van introductiekaart, die te verkrijgen
is in den Boekhandel van den Heer Wink, Grutstraat.
Al vanaf 7 januari 1916 waren jongens bezig om zich onder leiding van Hopman de Vries de eerste beginselen van het verkennerleven eigen te maken. De voorzitter van de groep was niemand minder dan ECG de Groot van Embden, burgemeester van wat toen nog Stad-Doetinchem heette. Op 1 maart werd de groep officieel geïnstalleerd en is daarmee Groep I uit Doetinchem. Er sloten zich 28 jongens aan. Dat waren jongens in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar. In die tijd bestonden er nog geen welpen; verkenner was je van je elfde tot je zeventiende. Het verschil tussen verkenners en rowans zou pas eind jaren vijftig komen en dan nog lang niet in alle groepen.
Al in het eerste jaar had men de beschikking over een eigen troephuis. En wat voor een! Waarschijnlijk door de goede connecties van De Groot van Embden kregen de verkenners onderdak in een gedeelte van het Keldertje dat in het bezit was van de familie Beelaerts van Blokland. Nu was het gebouw nogal onderkomen, maar de verkenners zochten naar allerlei middelen om het zich in het gebouw zo gerieflijk mogelijk te maken.
Op 14 juni 1919 werd het clubgebouw officieel ingewijd door prins Hendrik. Hij kwam er speciaal voor naar Doetinchem en installeerde bij gelegenheid de nieuwe hopman Sikkink. Tevens werd Willem Toorop geïnstalleerd tot page van de prins. Iedere groep moest een page hebben en deze moest de prins assisteren als hij op bezoek kwam bij de groep. Een erebaantje en uiteraard voor de best geoefende verkenner. Samen met groepen uit Arnhem en Velp hielden de Doetinchemse verkenners op deze dag een oefening voor het samengestroomde publiek.
In 1921 vertrekt De Groot van Embden als burgemeester. Hij blijft nog wel voorzitter maar hij vertrekt niet lang daarna naar het buitenland. Daarna maakt de groep een moeilijke tijd door. In 1926 zijn er nog maar 3 leden over…
Een nieuwe start
Er komt weer een nieuwe impuls voor de op sterven na dood zijnde groep, en wel uit nogal onverwachte hoek. In 1926 wordt J.W. van Swigchum vaandrig, een half jaar later bijgestaan door hopman G. Winters. Een jaar later zijn er alweer 21 verkenners. in de patrouilles Spechten, Koekkoeken en Zwaluwen en een vijftal voortrekkers.
In 1929 doen dan ook eindelijk de welpen hun intrede bij Groep I. De eerste akela is J.Broekhuijzen, oud-verkenner van de groep. Men gebruikt niet ‘De Kelder’ als hordehol, maar een met prikkeldraad afgeschermd terrein in het bos is het hordeterrein, terwijl een directiekeet als hordehol fungeert. In 1934 gebeurt er een ramp voor Groep I: het clubgebouw, het oude 15de eeuwse landhuis ‘De Kelder’ brandt helemaal uit! Omdat het een oud gebouw was en nogal lekte hadden de verkenners platen tegen de zoldering gespijkerd en deze geschilderd. Om de verf goed te doen drogen had men de open haard extra hard opgestookt en men was toen vertrokken. Waarschijnlijk heeft toen een balk in de schoorsteen vlam gevat. Het gebouw brandde uit en daarmee verloor de groep haar clubhuis en al het tentmateriaal.
Bij ‘t Ven’ kreeg men een plek om daar een clubhuis te bouwen uit boomstammen. Het kreeg de naam ‘De Vennehut’. Intussen was er in Doetinchem een tweede verkennersgroep opgericht. Dit was de Generaal Roothaangroep en deze behoorde tot de Katholieke Verkenners. Er was maar weinig contact met deze groep. Met de komst van de tweede groep moest er natuurlijk gezocht worden naar een echte naam, want Groep I was wel wat weinig poëtisch. Als nieuwe naam werd ‘Dodo’ aangenomen. Over het waarom van deze naam bestaan verschillende versies. De oudste naam voor Doetinchem zoals die genoemd is in 838 is ‘Villa Deutinghem’ en er wordt aangenomen dat met ‘Deutingh’een persoonsnaam bedoeld is, namelijk Dodo, een voornaam die in die tijd wel vaker voorkwam. Het jaar 1937 is een topjaar voor de padvinderij en ook voor de Dodogroep. De jamboree in negentiendriezeven is een absoluut hoogtepunt in een wereld waarin reizen nog een luxe is en de oorlogswolken zich reeds samenpakken. Met 23 verkenners en hopman Winters en vaandrig Broekhuijzen vertrekt de groep naar Vogelenzang.
Als in 1940 de Duitsers Nederland bezetten blijft de padvinderij nog even bestaan, hoewel het natuurlijk in de activiteiten belemmerd wordt. Maar in 1941 valt dan definitief het doek: de op Engelse leest geschoeide padvinderij wordt verboden en men moet het materiaal inleveren. De Vennehut wordt geconfisceerd door de Duitsers.
Explosieve groei
De oorlog was nog maar amper voorbij of overal schieten de padvindersgroepen als paddestoelen uit de grond. De Generaal Roothaangroep kreeg eveneens een enorme toevloed aan leden en koos er voor om de bestaande groep uit te breiden met een horde I, II en III. De padvinders van de NPV deden het anders. Groep I, de Dodogroep ging meteen na de oorlog aan de slag. In de zomer van 1945 waren er zoveel padvinders dat er een tweede groep werd opgericht, Groep II, de Doedinkgroep. Deze werd eveneens genoemd naar de oude naam van Doetinchem en in mythologische kampvuurverhalen werd hij voorgesteld als de zoon van Dodo. De stroom padvinders bleef groeien totdat op 10 november groep III, de Graaf Otto groep werd opgericht. Graaf Otto II van Gelre was een heel belangrijke graaf. Hij was van 1229 tot 1272 graaf over het gebied van ongeveer de huidige provincie Gelderland en het gebied rondom Roermond. Samen met de graven van Holland, de bisschoppen van Utrecht, de graaf van Limburg en de hertog van Brabant had hij het voor het zeggen in Nederland. Hij is vooral ook zo bekend omdat hij heel veel steden het stadsrecht heeft verleend, waaronder Doetinchem in 1236. Hij deed dit ook bij Lochem, zodat je daar ook een scoutinggroep Graaf Otto hebt.
In het logboek van de Zwaluwen wordt verteld over de oprichting van de groep:
10-11-1945 Oprichting van onze groep
Om half drie waren allen aanwezig bij de ‘Venhut’, de Dodogroep en de nieuwe groep. De districtscommisaris was ook aanwezig bij het begin van de nieuwe groep De vlag werd gehesen en de padvinderswet afgelegd en nu was de nieuwe groep begonnen.Onze hopman stelde onze vaandrigs voor; vaandrig Velthuizen en vaandrig Sneider. Nadat alle jongens bij de patrouilles ingedeeld waren gingen we marcheren en hardlopen. Toen we dat gedaan hadden speelden we het ‘hekkenspel’. Het was een leuk spel en iedereen lachte zich naar. Daarna kwam de districtscommisaris naar ons toe en heeft een poosje met ons gesproken. De welpen gaven de gekste antwoorden zoals ‘bosapen’en ‘vrijbuiters’. Hierna moesten we weer oefenen voor marcheren in de parade die op zondag 11 november gehouden zou worden bij de herdenking van de 11 november dag.
Zwaluw-VI GO
Doetinchem telde nu drie groepen met ieder zo’n zestig leden. Alleen de Dodo had ook een eigen voortrekkersstam, de Emissariostam. Deze werd in 1948 zelfstandig als stam voor de drie groepen samen. In 1946 kreeg de Doedink haar blauwe das met oranje rand en de Graaf Otto de das met half blauw-half terracotta. Allebei variaties op de oude lichtblauwe das van de Dodo.
De eerste hopman van de Graaf Otto was Dick Siebelink, werkzaam op kantoor bij de PGM, en de eerste Akela Diana van Loo, onderwijzeres bij de latere Plantsoenschool. Ze moesten zich met alles behelpen. Er was ook geen eigen clubgebouw want de Vennehut was verwoest. Wel bleef het Ven vanouds het terrein waarop men samenkwam.
Hoewel er drie afzonderlijke groepen waren, werd er veel samengewerkt. Natuurlijk was er een gezonde concurrentie; er werden geregeld voetbalwedstrijden georganiseerd tussen de drie groepen. Ook werden sommige spelen samen gedaan.Al voor de oorlog had de Dodo een eigen groepsblad, De Rode Vlam, en na de oorlog werd dit het groepsblad voor alledrie de groepen. Dit hield in 1948 op, waarna de Graaf Otto de Graaf Otto Koerier als eigen blad uitgaf en de Dodo de Dodoboemel.
De grootste samenwerking werd wel bereikt door de revue en circusprogramma’s van de drie groepen. Ieder jaar werd geoefend voor een avondvullend programma, zoals ‘De Mokkenboom’, of ‘Wat ons verblijdt in deze tijd’.In 1950 werd samen met het Gilde Circus Iesselino op de planken gebracht in de Societeit. Met acrobaten, clowns en nepdieren werd een prachtig programma in elkaar gestoken dat ook het nodige geld opbracht.
Na vijf jaar kwam er een kentering in het enthousiasme voor de padvinderij en keerden de aantallen padvinders terug naar een wat reëler omvang. Bovendien kregen de groepen te kampen met een eeuwenoud probleem: leidingtekort. En waar er een gebrek is aan leiding, is er ook een gebrek aan inspirerende programma’s waardoor het ledental ook daalt. In 1951 kreeg de Dodo gebrek aan leiding en was het aantal verkenners gering geworden. Daarom werd besloten om samen met de Doedink te fuseren: men ging wel verder onder de naam Dodo omdat dit de oudste groep was, maar men nam de Doedinkdas over. De Doedinkhorde van akela Greven werd nu horde II van de Dodogroep.
Gebroederlijk naast elkaar
De huisvesting was voor beide groepen nog een groot probleem. Een pilotenhuisje aan de Vijverlaan bood uitkomst, de welpen van de Graaf Otto zaten ’s zomers buiten op het Ven en ’s winters had men onderdak in de gymzaal van de Kruisberg. De welpen van horde II van de Dodo hadden ook geen eigen gebouw en moesten zich behelpen met een vlaggebied achter ‘De Kelder’.
De activiteiten van de beide groepen waren nu wat meer gericht op het echte verkennerwerk. Door de welpen werd veel aandacht besteedt aan het ster- en insignewerk.
De beide groepen bleven met elkaar samenwerken op verschillende terreinen. Een grote wens ging in vervulling toen eindelijk in 1955 een eigen troephuis kon worden gebouwd. Een barak uit de Eerste Wereldoorlog, dat eerder onderdak had geboden aan twee Belgische gezinnen van vluchtelingen, werd op het terrein van de Kruisberg aan de Zandstraat gebouwd. Dit zou het troephuis worden voor zowel de Dodo als de Graaf Otto. Als naam kreeg het gebouw ‘De Wielewaal’.
De samenwerking tussen de beide groepen was er ook op meer terreinen. In 1955 werd weer begonnen met een gezamenlijk groepsblad, de ‘Seinpost’, al hield dit na een jaar op te bestaan omdat men het beter en goedkoper vond dat iedereen geabonneerd was op ‘De Verkenner’.
In 1956 had de Dodogroep maar liefst 82 leden. In hetzelfde jaar kregen de welpen van de Graaf Otto eindelijk een eigen hordehol in de schuur van Brinksma aan wat toen de Koningstraat heette en nu de Prins Mauritsstraat 38. Helaas moeten de verkenners van de beide groepen, evenals de welpen van de Dodo, hun gebouwen al weer verlaten omdat De Kruisberg een gevangenis werd en men geen clubgebouwen kan gebruiken op het gevangenisterrein. Het oude troephuis wordt voorlopig opgeslagen bij de GTW.
De maatschappij veranderde snel aan het einde aan de jaren vijftig en dat was ook te merken aan het jeugdwerk. De animo voor de padvinderij was niet meer zo groot. Het insigne- en klassewerk gaat op de schop en de vroeger zo sportieve korte broek maakt plaats voor een lange. De verkennerstok is geruisloos verdwenen. Rond 1960 hebben de beide groepen weer grote problemen om voldoende leiders te vinden. In 1963 worden twee betonnen gebouwtjes geplaatst op het terrein van Beelaerts van Blokland, naast de boerderij van Brinksma voor de hordes van beide groepen. In 1965 wordt begonnen met de herbouw van het troephuis op hetzelfde terrein zodat horde en troep eindelijk hun plek hebben.
Met de Dodogroep gaat het echter niet zo goed. In deze tijd verdwijnen wel meer groepen door gebrek aan belangstelling of door gebrek aan leiding. In 1966 heeft de Dodogroep geen eigen horde meer. Met groepsleider Ijzerman wordt toegewerkt naar een fusie met de Graaf Otto. In 1967 heeft de Dodo nog 16 verkenners en 4 leiders. In 1968 is de fusie een feit.
Eigenzinnig
Hoewel de Dodoverkenners overgaan naar de Graaf Otto is het als fusie niet echt een succes. Weinigen van de oude Dodogarde blijven. Oud-Dodovaandrig Arie Zwaans richt in 1968 al wel meteen een nieuwe welpenhorde op, horde II, als een soort voortzetting van de Dodohorde. Niet lang na de oprichting wordt horde II de Manolitohorde, genoemd naar een personage uit de dan razend populaire televisieserie ‘Bonanza’.
Uit het troephuis wordt de scheidingswand verwijderd zodat er een groot lokaal ontstaat. Het hordehol van de Dodo wordt nu het hordehol van de Manolito. In 1969 telt de Graaf Otto Groep 82 leden, verdeeld over 44 welpen en 6 leid(st)ers, 27 verkenners en vier leiders en een groepsleider. In 1970 wordt het 25 jarig bestaan door de Graaf Otto groots gevierd. Ofschoon het nogal rommelde in de maatschappij en dus ook binnen de padvinderij, leken de maatschappelijke spanningen aan de Graaf Otto Groep voorbij te gaan. Er werd op landelijk niveau steeds meer samengewerkt tussen de NPV, de NPG, de KV en de KMG, en uiteindelijk zouden deze in 1973 ook fuseren tot Scouting Nederland. Bij de Graaf Otto kabbelde het voort. Er waren geen provotoestanden en men bleef zich houden aan de rituelen, het uniform en het insignewerk. Natuurlijk waren er veranderingen, maar deze gingen geleidelijk.
In 1974 heeft men succes met een nieuwe stam voor jongens van 18 jaar en ouder: met 10 man begint men met de Dodostam, uiteraard genoemd naar de oudste groep, onder leiding van Fred Kamermans en Hans van de Water. De stam kwam door de week bij elkaar in het troephuis. Later werd het hordehol van de Manolito omgebouwd tot stamlokaal omdat de Manolito ’s middags draaide.
In 1973 wordt dhr De Bruin groepsleider en hij neemt de troep ook over en blijft 6 jaar lang hopman van de troep.
In deze tijd groeit de groep als kool. In 1976 heeft de groep maar liefst 113 leden, verdeeld over de twee hordes met 55 welpen en slechts 3 leiders, 33 verkenners en 4 leiders en 14 voortrekkers en een oubaas met bestuursleden. In deze tijd komt de patrouille-indeling op Zwaluwen, Wolven, Eekhoorns, Vossen en Fazanten.
De Graaf Otto blijft een traditionele groep; daar waar elders veel jongens- en meisjesgroepen na de fusie ook elkaar opzoeken in 1 groep, blijft de Graaf Otto apart van de Hamaland. De korte broek wordt pas in 1978 afgeschaft, als men ook overgaat tot het nieuwe uniform.
Hoewel er een stam was opgericht, kon men daar pas lid van worden vanaf zijn zeventiende. Het probleem van het grote leeftijdsverschil tussen 11 en 17-jarigen bij de verkenners bleef. In 1978 ging de groep er toe over om de jongens van 14 jaar en ouder onder te brengen in een afdeling Rowans. De stam en de rowans hadden hun intrek genomen in het oude Dodohordehol. Omdat de kleur terracotta niet meer is te krijgen en mevrouw de Bruin het naaien van al die Graaf Otto dassen wel erg bewerkelijk vond, droeg de Graaf Otto vanaf 1981 blauwe dassen, min of meer de oude Dododas. De morgenhorde krijgt een eigen naam, de Woudlopers, en de trouwe Donald Ducklezer zal daarin de neefjes van Donald Duck Kwik, Kwek en Kwak herkennen.
In 1985 bestaat de groep 40 jaar. De groep gaat voor het eerst in zijn geheel op zomerkamp. Door middel van acties zoals een koekactie, het verkopen van glazen en bloembollen, een loterij en de verkoop van oliebollen werd genoeg geld ingezameld om op kamp te kunnen naar Wiltz. In het verleden waren rowans en stamleden er al eens geweest, en in een verder verleden zelfs de verkenners. Het groepskamp was een groot succes.
In 1985 komt een oude wens weer in vervulling. De Dodo-stam begint met een groepsblad. Deze wordt ‘De Dodobode’ genoemd; eerst nog 2 witte aan elkaar geniete kantje, al snel een boekje van 28 bladzijden met een kleurenkaft. Als logo voor de Dodobode, en later voor heel de groep, wordt de dodo genomen en wel in de uitvoering zoals deze getekend wordt in de stripverhalen van Douwe Dabbert.
In de tijd na het 40-jarig bestaan gaat het minder goed met de groep. Men raakt een aantal ervaren en oudere leiders kwijt en het is moeilijk nieuwe leiders te vinden. Bovendien kampt men met het oude euvel dat veel leiders na een tijdje gaan studeren zodat er minder tijd is voor de scouting.
In deze tijd is er ook sprake van een ‘retro’-beweging. Het klasse- en insignewerk waaraan jarenlang bij de welpen en verkenners weinig aandacht is besteed werd weer opgepakt, patrouillelinten worden weer ingevoerd, het klassewerk voor verkenners en zelfs het sterwerk voor welpen wordt weer opgepakt. Daar worden in eigen beheer ook verkenner- en welpenboekjes voor gemaakt.
Klein maar fijn
In 1990 wordt weer een groepskamp gehouden, en dit keer in Overasselt. De voorbereidingen zijn dit keer chaotisch en gespannen. Het thema is ‘Asterix en Obelix’.
Er komen weer nieuwe leiders die de groep weer op poten zetten.
Hopman Mark Lanting zet samen met Arij van Berkel de schouders onder de troep; het wordt weer een troep waarin veel aandacht is voor technieken en men heel principieel werkt met het patrouillesysteem. De troep is een verzameling van patrouilles en de patrouille is geen onderdeel van de troep, zo is de redenatie. Vanaf nu neemt men ook ieder jaar deel aan de patrouillewedstrijden (DSW) en daarin scoort de Graaf Otto altijd erg hoog; het wordt haast een traditie dat er ieder jaar wel een patrouille naar de landelijke patrouillewedstrijden in Baarn gaat.
In 1994 vindt er een belangrijke wisseling van de wacht plaats. Groepsvoorzitter de Bruin houdt er mee op. Meer dan twintig jaar heeft hij de groep geleid en het wordt tijd dat het stokje wordt doorgegeven. Ben Stoker wordt nu de nieuwe groepsvoorzitter. Ook Martin Elsman geeft het rowanstokje nu over aan Benno Woud. Deze zal 5 jaar de rowanafdeling leiden.
In 1996 wordt de Manolitohorde weer met de Woudlopers samengevoegd door gebrek aan leden en leiding. De groep wordt weer kleiner. Een reden daarvoor is dat de naburige Hamalandgroep, vanouds een meisjesgroep, al een tijdje met een gemengde bevergroep is begonnen, en dat de jongensbevers bij de groep willen blijven. De Hamalandgroep is nu gedeeltelijk een gemengde groep geworden en daarmee krijgt de Graaf Otto concurrentie. In 1998 wordt begonnen met een kleine bevergroep voor jongetjes van 5 tot en met 7 jaar. Andre van Berkel neemt hierin het voortouw, ook als onderdeel van zijn Gilwelltraining. Na twee jaar houdt het groepje door gebrek aan leden op te bestaan.
In 1999 maakt de groep een moeilijke tijd door. Door een hoogoplopend conflict tussen het groeps- en stichtingsbestuur en de leiding verlaat nagenoeg het hele bestuur de groep. Dit bestuur zal enkele jaren later in 2002 de Sweder van Voorstgroep oprichten in Hummelo. Her en der worden oud-leden ingeschakeld om een bestuur te vormen onder leiding van voorzitter Mark Lanting. In 2003 wordt de blauwe das weer vervangen door de blauw-bruine das. De Graaf Otto Groep blijft een kleine groep. Maar er is nog een hele grote wens: een nieuw clubgebouw op een goed stukje grond. Hoewel de groep een mooi gebouw op de kop kan tikken lopen de gesprekken met de grondeigenaar stroef zodat ook dat nog toekomstmuziek is.
In 2005 werd het 60-jarig bestaan gevierd met een groepskamp in Ommen waarbij de vikingen het oude hanzestadje overspoelden. Een geslaagd kamp.